’s Avonds wandelde ik naar het hotel toen Eva voorbij fietste. Een prachtige ecru-kleurige jurk met allerlei siersels. Van die kettinkjes waar geen man oplet maar vrouwen uren over kunnen tobben. ‘Staat het wel, staat het niet?’ In haar vraag zat geen twijfel. “Ik ga naar het strand, het is volle maan, like to join me?” Even dacht ik aan mijn nieuwsgierigheid die middag. Hoe krijgt ze haar klanten zo blij? Ik wil mijn klanten ook zo blij! Als een volgzame hond stapte ik achterop terwijl ik haar leeftijd schatte. Lastig in het halfdonker.
Het smalle strand in de baai was een plaatje in het maanlicht. Ze ging zitten op 20 meter van het kalme donkere water. Half dertig, zoiets.
Ik vroeg het maar direct en ik zag dat ze me scherp observeerde. Een brede volle lach was haar stille antwoord. Ze ging achter me zitten en legde haar knedende handen op mijn schouders. “Dankbaarheid. Ik ben dankbaar dat mensen naar me toe komen dat ik ze mag aanraken. Ze zeggen dat ik kan genezen met mijn handen.” Dat was alles?? “Zijn mensen daarom zo blij?” Ze beantwoordde mijn vraag met een tegenvraag. “Er is zoveel om dankbaar te zijn maar we vergeten het vaak in ons drukke bestaan. Eten bijvoorbeeld. Ben jij nog dankbaar dat iemand iedere avond voor je kookt? Kijk je wel eens goed naar je bord?
Nee niet. Ik dacht aan mijn Oma, een beeldschone Molukse vrouw die iedere week als de familie kwam eten twee dagen kookte voor 40 gulzige gasten. Johanna heette ze en voordat er maar één rijstkorrel naar binnen gleed, hield ze moment stil. Ze zei niets maar keek de tafel rond. Niemand durfde dan iets te zeggen of te bewegen. Als kind snapte ik dat niet. Maar deze vertraging begrijp ik nu, was een moment van dankbaarheid. Dankbaar dat je samen in een kwartier opeet waar een ander twee dagen aan werkte. Ik lachte bij die gedachte én betrapte me. Ook Eva had me zover gekregen. Ze had me aangeraakt. Ik lachte en draaide me om. Ik zag meerdere vrouwen op het strand. Herkende een paar van het hotel.
“Kom,” zei ze. “Het is volle maan, we gaan naaktzwemmen. Ga je mee?“
Mijn dankbare lach was nog breder dan het strand.